Instituten sterven langzaam

Een verslag van de avond ‘DNA van participatie’: drie gesprekken rond evenveel spanningsvelden die (nog steeds) rond participatieve kunstpraktijken hangen.

Naar aanleiding van onze 25ste verjaardag en het bijhorende verjaardagsboek Hors d’Oeuvre organiseerden we samen met Demos drie gesprekken rond evenveel spanningsvelden die (nog steeds) rond participatieve kunstpraktijken hangen. Vertrekpunt was de vraag op welke manier het sociaal-artistieke werk haar DNA heeft kunnen doorgeven aan de opkomende participatieve kunstpraktijken en het brede kunstenveld.

We are the 20%

Seppe Baeyens werkte de voorbije jaren in Molenbeek een participatief danstraject uit met buurtbewoners onder de vleugels van Ultima Vez, het productiehuis van choreograaf Wim Vandekeybus. Het blijkt niet altijd evident, zo een artistieke cohousing. “Ik werk met grote, diverse groepen, waar soms ook mensen bij zijn met het syndroom van Down”, zegt Seppe. “Als je met hen het vliegtuig moet nemen brengt dat een andere manier van werken met zich mee dan als je toert met professionele casts. En onze studio, waar een keer per week het dansatelier met buurtbewoners Atelier Quartier plaatsvindt, kan ik gerust elke dag vullen. Maar Wim moet daar natuurlijk ook kunnen werken aan nieuwe voorstellingen. We zitten wat onze samenwerking betreft aan het plafond. Mijn plan is om een eigen werking te starten, met Ultima Vez als partner.”

Hoeveel speelruimte kan je als gevestigde instelling geven aan voor je huis nieuwe en potentieel ontregelende processen? Het is een vraag waar ook Barbara Van Lindt, die sinds kort samen met Agnes Quackels aan het hoofd staat van het Brusselse Kaaitheater, een antwoord op zoekt. In hun artistieke werking, die vaart onder de vlag ‘How to be many?’, willen ze de consequenties van de sterke kwaliteitsstandaard die hun huis doorheen de jaren heeft ontwikkeld kritisch tegen het licht houden. “Want die spreekt misschien maar een specifiek deel van het publiek aan. Je afvragen ‘How to be many?’ betekent dat je verschillende esthetieken in je huis een plek geeft. We hebben aan Brusselse verenigingen gevraagd wat zij missen op het podium, wat ze zouden willen zien of tonen. En we gaan 20 procent van de macht die wij hebben om artiesten te selecteren, 20 procent van de middelen en de plek, uit handen geven aan organisaties, individuen, kunstenaars die op de grens tussen artistieke ontwikkeling en sociale rechtvaardigheid werken, zoals Citylab of WIPCOOP.”

Niet zelden is de cultuur van zo’n organisaties danig verschillend van die van hun gastheer, waardoor ze die ook in vraag stelt. Voor Van Lindt is dat ook de bedoeling. Ze geeft het voorbeeld van hun samenwerking met Mothers and daughters, een werking voor lesbische en transpersonen. “Die vroegen of we vrouwelijke technici hebben die hen een kleine opleiding theatertechniek konden geven. We proberen aan dit soort vragen tegemoet te komen. ‘Practice what you preach’ is heel belangrijk. Institutionalisering is verstarring, blijven vasthouden aan oude manieren van werken is het gevaar van een grote instelling. Maar 20 procent is al een serieuze ingreep in de manier waarop wij tot nu toe gewerkt hebben. Dat betekent dat je een aantal dingen niet meer doet. Dat is niet voor iedereen die erbij betrokken is simpel.”

Voor Seppe is vooral de wisselwerking heel belangrijk. “Mijn droom is dat alles vloeibaar wordt, dat de maker van een voorstelling die in het Kaai speelt ook in dialoog zou gaan met de mensen in Atelier Quartier. Dat we vertrekken van gelijkwaardigheid en elk vanuit onze autonomie en expertise een deling aangaan.”

Inspirerende periferie

De verhouding tussen ‘groot’ en ‘klein’, tussen instituut en individu, tussen periferie en centrum, met de bijhorende verdeling van macht en middelen komt terug in het gesprek met Samira Saleh, Aziz Boukhzar en An Vandermeulen. Moderator An De bisschop vroeg hen wat kunstorganisaties die inzetten op participatie te bieden hebben voor het individuele groeitraject van kunstenaars die ondervertegenwoordigd of ondergewaardeerd zijn in de kunsten. Voor het traject van spoken word kunstenaar Samira Saleh was de slampoetry battle tijdens het sociaal-artistieke Enter festival in Antwerpen (2015) alvast erg belangrijk, en niet alleen voor haar: “Uit die lichting zijn heel wat namen gekomen die we nu nog steeds terugzien, zoals Joost Hoekaf of rapgroep Roedel. Enter festival zorgde voor een laagdrempelig platform waar we onder gelijkgezinden konden spelen, andere artiesten leren kennen… dat is heel belangrijk, net als de erkenning die we toen kregen voor wie we waren en wat we deden. In Antwerpen spelen toegankelijke broeinesten als Mama’s Open Mic, waar ik zelf aan verbonden ben, of You On Stage die rol nog steeds.”

Maar op de vraag of het opduiken van broeinesten als deze ook betekent dat het kunstenveld meer divers is geworden, volgt toch veel aarzeling.

“Dat is een moeilijke vraag”, vindt Aziz Boukhzar, die doorheen verschillende theater-, film- en televisieprojecten zijn weg zocht als acteur. Hij maakte o.a. deel uit van GEN2020, een traject dat Michael De Cock had opgezet toen die nog aan Het Arsenaal in Mechelen verbonden was, vanuit de vaststelling dat er te weinig gekleurde kunstenaars in het veld actief waren. “Dat was een interessant traject omdat je daar mogelijkheden kreeg: er waren masterclasses, producties waarbij je ook vergoed werd voor je werk. Maar later heb ik ook gemerkt dat naarmate je ergens naartoe vordert, men u vaak ook probeert te houden waar je de doelgroep blijft: de man met migratieachtergrond, de ex-drugsverslaafde, … Terwijl je op een bepaald moment wel vooruit wil geraken.”

Toch ervaart An Vandermeulen, artistiek leider van het Brusselse Globe Aroma, een soort momentum. “Er is bij veel organisaties een openheid naar kunstenaars en praktijken die buiten de typische West-Europese kaders vallen, als gevolg van het jarenlange werk van al die sociaal-artistieke en participatieve werkingen. Maar het hangt heel erg af van organisatie tot organisatie, en van de mensen die er werken, van het oog waarmee die kijken.” Ook Samira merkt dat instituten en festivals bijna over elkaar struikelen om mensen van kleur te betrekken. “En als ze queer zijn of moslim of disabled, des te liever. Maar die diversiteit is heel oppervlakkig. Een persoon van kleur aannemen in een raad van bestuur is niet voldoende. Initiatieven die meer doen dan dat en écht inclusief werken zoals Black History Month of Kroeshaar Festival zijn op dit moment het meest aan het innoveren, maar werken in de periferie en met heel weinig of geen middelen.”

“Voor mij zijn de initiatieven die je noemt de meest inspirerende voorbeelden”, zegt An, “maar het is toch heel gek om dat de periferie te noemen. Waarom gaat doorstromen altijd richting grote huizen? Doorstromen doe je toch niet enkel naar de KVS of het Kaaitheater, maar ook naar Mama’s Open Mic of For All Queens. Dat wil ik toch efkes zeggen. Je hebt niet enkel een succesvol parcours als je je voorstelling in het Kaaitheater hebt gespeeld. Wat we hier de periferie noemen, eigenlijk is dat de financiële periferie. De crux zit bij de verdeling van de middelen.” En daar is Samira niet optimistisch over. “Voor kleine organisaties is het echt vechten en werken met de kruimels. Dat zal nog lang zo blijven en zo lang zullen we het altijd hebben over participatie vanuit een groter instituut naar een kleiner organisatietje of vzw’tje.”

Meerstemmigheid

Intussen werd het kunstendecreet hertekend en is het wachten op nieuwe beleidsaccenten, iets wat veel artiesten uit de sociaal- artistieke en participatieve kunstpraktijk met argusogen volgen. Hun praktijken zijn immers vaak kwetsbaar, klein, lokaal, arbeidsintensief en moeilijk te vermarkten; wat zijn de overlevingsstrategieën in een beleidscontext die zaken als internationale uitstraling, ondernemerschap en opschaling voorop stelt? Zullen er voldoende – structurele – middelen zijn om hun praktijken duurzaam te bestendigen, of verder uit te bouwen? Nu al harken velen noodgedwongen projectmiddelen bijeen voor wat in wezen structurele werkingen zijn.

Katrin Lohmann kan erover meepraten. Met Radio Begijnenstraat maakt ze in wekelijkse ateliers podcasts in de gevangenis van Antwerpen. Al die tijd tracht ze Vlaamse, Antwerpse en nog andere projectmiddelen aan elkaar te breien om de werking niet te laten stilvallen. Ze vreest dat we met de beleidskeuzes die worden gemaakt op een scenario afstevenen waarbij de kleinere en meer onconventionele spelers zullen verdwijnen uit het subsidiebeleid, ten voordele van de grote huizen, de grote blanke regisseurs. “Terwijl de traditie die Vlaanderen heeft in het subsidiëren van haar ‘off-scene’ in bijvoorbeeld Duitsland helemaal niet bestaat, en net de rijkdom van ons artistieke landschap uitmaakt.” Maar Bart De Vos, raadgever kunsten bij minister van Cultuur Jan Jambon sust: “We gaan de functie participatie, waaronder de sociaal-artistieke werkingen, de kunsteducatieve werkingen en de participatieve kunstprojecten vallen, niet in een hoekje of naar de uitgang duwen. Een van de doelstellingen van de hervorming van het decreet is net om, vanuit een landschapsbenadering, meerstemmigheid in alle opzichten aan bod te laten komen. Ook zullen kerninstellingen minstens drie functies moeten opnemen; zo verankeren we de functies participatie, naast ontwikkeling en reflectie, structureel in het veld. En hoofdstuk acht van de visienota van de minister gaat expliciet in op kunst als gemeenschapsvormende factor.”

Blijft natuurlijk de vraag wat dat schuift? Hier blijft Devos wat meer op de vlakte. “Laat ons er, zeker in het licht van corona, maar van uitgaan dat het budget zal blijven wat het is. En we willen ook instroom mogelijk maken, binnen die budgetten. Dat betekent dat we bij de volgende ronde keuzes moeten maken.”

Hoe zit het tenslotte met de participatie aan het kunstendecreet zelf, vraagt Lohmann zich af? Dat lijkt alvast snor te zitten. Het kabinet sloot twaalf mensen uit het veld – kunstenaars, vertegenwoordigers van grote en kleine huizen, … – twee keer drie dagen op in Alden Biesen om hun evaluatie te maken van de visietekst van de minister. “Met die input gaan we het decreet verder uitwerken. Dat is dus een zeer participatie ve manier om aan de slag te gaan”, aldus Devos. Pittig detail: het concept van de kerninstelling werd door deze reflectiegroep alvast van tafel geveegd, maar toch in het nieuwe decreet opgenomen. Benieuwd naar wat finaal nog uit deze pijplijn komt.

Joon Bilcke

foto’s Heroen Bollaert


Bekijk hier de integrale opname van de drie gesprekken.

Beluister hier de podcast van deze avond.