Over onbehagen

Paul Verhaeghe en Dominique Willaert gaan met elkaar in gesprek over het onbehagen in onze westerse samenleving.

De voorbije tien jaar ontpopte psychoanalyticus Paul Verhaeghe zich tot een gewaardeerde stem in het publieke debat. Momenteel werkt hij aan een boek met als titel Onbehagen. Op uitnodiging van de Unie en Avansa gaf hij over dat onderwerp een lezing bij de Unie waarvan je de neerslag hier kan lezen. Nadien ging hij in gesprek met Dominique Willaert.

In een samenleving is er altijd een spanning tussen de groep en de individuele mensen. Elke maatschappij moet immers een aantal zaken opleggen aan het individu om als samenleving te kunnen functioneren, en tezelfdertijd wil elk individu ook zijn eigen ding doen. Het resultaat van dat spanningsveld is onbehagen. Er is geen enkele maatschappij zonder. De vraag is dan, hoe groot is het, welke vormen neemt het aan en wat zijn de oorzaken?

Als we kijken naar onze westerse samenleving dan zullen velen het met mij eens zijn dat het onbehagen de voorbije decennia alleen maar groter geworden is. Klassiek uit het zich als angst, woede of depressie. En, typisch voor onze hedendaagse samenleving in het westen, we hebben er een individueel probleem van gemaakt. De boodschap is dat jouw angst, woede of depressie jouw probleem is. Dat is vreemd, want het gaat over de relatie tussen mens en samenleving. Als onbehagen al op het niveau van de samenleving wordt besproken, wordt het vrij snel geneutraliseerd door het te kanaliseren naar zondebokken, en wordt er een groep gezocht die als oorzaak van alle ellende wordt afgeschilderd.

Nu speelt dit groeiende onbehagen zich af tegen de achtergrond van twee reusachtige mondiale problemen: de klimaatverandering en de sociaaleconomische ongelijkheid. Deze problemen zijn niet nieuw. Maar sinds pakweg de jaren 1980 wordt de omvang ervan groter en sneller groter. De motor daarachter is het neoliberalisme dat inzet op winstmaximalisatie ten koste van alles, op een steeds verder doorgedreven individualisering en met een obsessie met groei. Elke effectieve oplossing voor de genoemde problemen moet zich dus daarop richten.

Me, myself and I

De individualisering van de samenleving is iets wat nochtans heel mooi van start ging in de jaren 1960. In die periode hebben wij ons losgemaakt uit de al te dwingende conventies die al sinds eeuwen in de samenleving aanwezig waren. Dat gebeurde via een aantal democratiseringsbewegingen die bottom-up, vanuit middengroepen ontstaan zijn. De meest bekende zijn de seksuele revolutie, maar er was ook het feminisme, de bevrijdingstheologie, de antiautoritaire opvoeding, … Dat was noodzakelijk, we moeten daar nu niet negatief op terugkijken. Op dat ogenblik ontstond er een generatie die zich voor het eerst moest afvragen: hoe ga ik mijn identiteit invullen? Wat, opnieuw, een toe te juichen evolutie was. Helaas werd het antwoord op deze vraag vrij snel aangestuurd vanuit de denktanks van de vrije markteconomie. Ze hielden ons een identiteit voor die berustte op twee pijlers: je bent maakbaar en elke mens is competitief. Dat is alle twee juist, en ook dit zijn op zich mooie ideeën. Maakbaarheid betekent dat je niet langer gedetermineerd bent door sociale klasse, gender, etniciteit, … en dat je je kunt ontplooien in meerdere richtingen. Maar doordat  maakbaarheid heel snel werd ingevuld als ‘iedereen moet het dus maken’, wat ‘professioneel excelleren’ betekent, leidde dit heel snel naar een verlies van autonomie.

Wat de competitie betreft: als sociale zoogdieren zijn wij sowieso competitief. Maar we zijn ook sociaal en dus solidair – en eigenlijk zit solidariteit meer in ons dan competitie, vandaar sociale zoogdieren. Het grote neoliberale verhaal heeft ons laten geloven dat we alleen maar competitief zijn, voortdurend in concurrentie met anderen én met onszelf. Samengevat is dit het mensbeeld van de ‘homo economicus’, dat vooreerst op de werkvloer werd doorgedrukt met een arbeidsorganisatie gebaseerd op ‘rank and yank’. Dat betekent dat wie het best presteert mag blijven, de ander ligt eruit. In veel Amerikaanse multinationals in de VS worden tot op vandaag de twintig procent laagst presterenden elk jaar aan de deur gezet. Vanop de werkvloer is deze logica vervolgens doorgetrokken naar het onderwijs. Dominique zei op een bepaald moment dat het ook daar gaat om excelleren of elimineren. Niet voor niets wordt ons onderwijs benoemd als een watervalsysteem.

Deze focus op competitieve individualisering erodeert geleidelijk aan het normale sociale vertrouwen. Vandaag vertrekken we eerder vanuit een sociaal wantrouwen. Maar als je een maatschappij moet organiseren op basis van wantrouwen heb je geen samenleving meer, maar een verzameling individuen. Vanaf de jaren 1980 zijn we naast onze autonomie en de vrijheid die we hebben op hoe we onze identiteit invullen, daarmee ook onze verbondenheid kwijt. Dit verlies vormt een flinke grond voor het onbehagen dat we vandaag voelen. Het heeft ook gevolgen voor de invulling van onze identiteit. Die is altijd een groepsproduct. In je eentje kan je geen identiteit hebben. Maar in een samenleving waar de groepssamenhang wordt ondergraven, wordt het moeilijk om via een sociale groep je identiteit vorm te geven. In dat gat springen de neoliberale kapers op de kust.

Groei! Groei! Groei!

Vaak wordt gezegd dat zonder een vrije marktsamenleving geen democratie mogelijk is. Maar er is een prachtige studie van de Nederlandse historicus en econoom Bas van Bavel die ontdekte dat vrije marktsamenlevingen een typische verloop kennen. Ze ontstaan altijd in een maatschappij waar burgers aan zelfbestuur veroverd hebben. In onze Vlaamse steden was dat toen na het feodale tijdperk met haar autocratisch regime de gilden vrijheden afdwongen en de eerste vormen van zelfbestuur organiseerden. Daaruit ontstond een embryonale vrije marktsamenleving, niet andersom. In een volgende fase ontstaat een beurssysteem omdat de handelsorganisaties geld nodig hebben en de risico’s willen kunnen verdelen. Als je vanuit Brugge samen met 27 partners een paar handelsschepen naar India  stuurt en die keren niet terug, kan dan je de verliezen delen met 27. De beurs dus als een soort verzekeringssysteem. Dat werkt tot het moment waarop er op de beurs op korte tijd meer geld kan worden verdiend dan in de echte handel en productie. Vanaf dan functioneren bedrijven in functie van de beurs in plaats van andersom. Dat heeft twee grote gevolgen. Groei wordt structureel noodzakelijk, anders kunnen geen dividenden worden uitgekeerd. Ik kom daar straks op terug. En we zien op korte tijd het vermogen van een kleine groep gigantisch toenemen. Met een jaarlijkse groei van tien procent, wat redelijk is op de beurs, verdubbelt het vermogen op acht jaar tijd. Vijf miljoen wordt twintig miljoen en dat op zestien jaar. Steeds kleiner wordende groepen bezitten steeds grotere fortuinen en gaan eerst de bedrijfswereld en daarna de politiek aansturen en vervolgens overnemen. In Amerika wordt een Senaatszetel gekocht. Je kan zelfs berekenen hoeveel dat kost. Belemmeringen die verdere vermogensgroei in de weg staan worden afgebouwd, fiscale wetgeving wordt herschreven in het voordeel van de grote vermogens. Dat is wat Karl Polanyi in 1944 al ‘The great transformation’ noemde: de economie neemt de politiek en dus maatschappij over. We gaan dan naar een maatschappij waar alles in het teken van de economie staat. In Nederland spreekt de premier over BV Nederland. Een land is een bedrijf geworden. En omdat je in een bedrijf geen geld uitgeeft aan wat niet opbrengt, wordt de publieke dienstverlening afgebouwd.

Wat de vermogensongelijkheid in België betreft, daar zijn heel weinig cijfers over. Uit een recente Europese enquête bleek wel dat in ons land in 2014 de twintig procent rijkste gezinnen negenenvijftig procent van het vermogen bezaten terwijl ze in 2017 al vierenzestig procent bezaten. Wie rijk is, wordt snel nog rijker. Dat is een duidelijke trend. Over de inkomensongelijkheid zijn er wel cijfers. In België zag tussen 1985 en 2013 de middengroep haar inkomsten stijgen met vijfenveertig procent, de bovenklasse zelfs met tweeënvijftig procent, terwijl bij de tien procent armsten het inkomen maar met twintig tot vijfentwintig procent steeg. Een cijfer dat ik dramatisch vind is dat tussen 2000 en 2020 de lonen aan de onderkant, dat is voornamelijk in de verkoop, de administratie, de huishoudelijke hulp, … reëel zijn gedaald. Dus de kloof is serieus toegenomen en deze toename van de sociaaleconomische ongelijkheid heeft desastreuze effecten op heel veel vlakken. Thomas Piketty en Richard Wilkinson, de twee grote voortrekkers die dat bestudeerd hebben, vonden een relatie met psychiatrische stoornissen, obesitas, het aantal zelfmoorden, enz. Dat zijn wetenschappelijke vaststellingen. En niet in het minst heeft het onderliggende economische systeem ook grote gevolgen voor onze leefwereld.

Een leefbare aarde

Omdat aandelen alleen aantrekkelijk zijn als er jaarlijks een dividend kan worden uitgekeerd, moet een vrije markteconomie die steunt op een beurssysteem dus elk jaar groeien. Je krijgt dan een exponentieel fenomeen, want de groei van dit jaar komt bovenop de groei van vorig jaar. Een groei van de economie met drie procent betekent om de drieëntwintig jaar een verdubbeling van productie en consumptie. Zelfs al heeft de burger genoeg.  De economie wordt zo een wegwerpeconomie met structurele overproductie en -consumptie. Ook het transport en de ontginning van materialen volgen deze curve. Iedereen die op de autostrade rijdt weet dat er meer vrachtwagens zijn dan vroeger. Het zijn er dubbel zo veel als drieëntwintig jaar geleden. In 2000 werd vijftig miljard ton materiaal uit de grond gehaald, in 2017 tweeënnegentig miljard ton. Het resultaat is dat we intussen vier van de negen grenzen voor een leefbare aarde overschreden hebben. Naast de klimaatverandering zijn er nog acht planetaire grenzen waarvan het overschrijden een bedreiging is voor het voortbestaan van het leven in zijn huidige vorm: de hoeveelheid ontbossing, oceaanverzuring, het verlies van biodiversiteit, de afbraak van de ozonlaag, de zoetwatervoorraad, stikstof- en fosforbelasting en de biogeochemische stromen.

Eindspel

Onze doorgeslagen vrije markteconomie ligt niet alleen ten grondslag aan de onaanvaardbare sociaaleconomische ongelijkheid en de vernieling van de planeet. Haar mensbeeld met de nadruk op het competitieve individu resulteert in een verlies van autonomie en verbondenheid. De maatschappelijke problemen die het onbehagen in de hand werken zijn dus terug te voeren op dezelfde oorzaak: de eindfase van een economisch systeem waarin het accent op structurele groei ligt. De oplossing ligt dus in een ander economisch systeem. We moeten weg van die groei. Het is letterlijk niet meer leefbaar. We moeten gaan naar een economie waar duurzaamheid centraal staat, waar we minder energie, producten en voedsel verbruiken – en dat is perfect mogelijk want op dit moment verspillen we vijftig procent van ons geproduceerde voedsel.

Hoe krijgen we dit voor mekaar? Dat hangt af van hoe het middenveld zich gaat organiseren. Want alle maatschappelijke veranderingen ontstaan bottom-up. De bankencrisis van 2008 was een belangrijke wake-up call. En je ziet stilaan de effecten daarvan, er is veel aan het bewegen op veel plekken in de samenleving. Dit verhaal is dus op een bepaalde manier een donker verhaal, maar ook een hoopvol verhaal. Omdat we weer verbindingen aan het vinden zijn in functie van een nieuw gemeenschappelijk doel.


Als Paul Verhaeghe na zijn inleiding onder het toeziend oog van Nathalie Van Leuven van Avansa Mid- en Zuidwest het gesprek aangaat met Dominique Willaert ontspint zich een geëngageerd, boeiend en bij wijlen amusant gesprek.

Dominique is gewezen artistiek leider van de Gentse sociaalartistieke organisatie Victoria Deluxe. Hij schreef onlangs het boek Dansen op een ziedende vulkaan, ‘een onderzoek naar de woede en het onbehagen in onze cultuur’. Van hem wou Nathalie vooreerst horen wat hem in de lezing van Paul was opgevallen.

“Paul heeft gelijk als hij zegt dat mensen zich voor hun identiteit moeten kunnen verbinden aan groepen en dat het tot onbehagen leidt als dat niet kan”, zegt hij. “Ik kies voor een meer politieke lezing hiervan en stel vast dat er iets is verdwenen in de samenleving wat een groot deel van het onbehagen verklaart: de klasse-identiteit. Als mensen niet meer onderdeel kunnen uitmaken van een klasse, verliezen ze hun fierheid, hun zelfwaarde en raken ze ontspoord. Sommigen maken dan een inwaartse beweging en worden ziek. Die hoor je niet. Anderen worden woest. De woeste mensen hoor je vaker en beter.”

In de steek

Dominique donderde naar eigen zeggen ‘van zijn paard’ toen het Capitool werd bestormd. “Amerika gaat door als de grootste democratie in het westen, maar eigenlijk is het dat niet. Het land staat op het punt in een burgeroorlog te ontsteken. Ik wilde onderzoeken hoe het zo ver was kunnen komen. Daaruit is het boek ontstaan. Nadat het was verschenen ben ik naar de Denderstreek getrokken. Ik praatte er in sociale woonwijken met mensen die we alleen op tv zien als er problemen zijn. Ze zijn in de steek gelaten. Het zijn mensen die een taxi moeten nemen om naar een bankkantoor te gaan of die niet weten hoe ze een account moeten aanmaken om recht te hebben op publieke dienstverlening. Intussen worden ze tegen mekaar opgezet. Het merendeel van hen stemt op Vlaams Belang. Maar ik heb een groot respect voor deze mensen. Er is een heel groot onderscheid tussen de architecten van de haat van het Vlaams Belang of Trump, en de mensen die ze in de val trekken. Ik roep iedereen dan ook op om te blijven babbelen met mensen die stemmen op een partij die niet de jouwe is. Maar ik zie ook wel wat hen verleidt. Extreemrechts heeft passie en hartstocht, veel meer dan de linkerzijde. Mensen willen tot een stam behoren. Extreemrechts is een stam, ze verkopen vlaggen, hebben symbolen, hebben cafés, bieden geborgenheid en onderdak. En wij, links, zijn  supervoorzichtig geworden. We moeten weer een soort trots hebben voor de groep, de klasse waartoe je behoort.”

Paul Verhaeghe beaamt. “Het idee van ‘sociale klasse’ is de voorbije decennia doelbewust uitgewist door de denktanks waar ik het over had, die alles gaan framen zijn rond het individu. Midden de jaren ’70 bijvoorbeeld was iedereen er zich van bewust dat er een collectieve oplossing voor de klimaatproblematiek moest komen. Tot de fossiele industrie het idee lanceerde van ‘de ecologische voetafdruk’: de klimaatverandering is uw schuld, niet die van de industrie. De individualisering heeft dit soort indoctrinatie mogelijk gemaakt. We kunnen nu heel hard boos zijn op onze politici, maar tegen deze industrie hebben ze niets meer te zeggen. Ze staan tegenover een macht die mondiaal is terwijl zij zelf nationaal zijn georganiseerd.” Maar Dominique past voor dit soort gelatenheid. “Waarom zouden we daar niet tegenop kunnen?” vraagt hij zich af. “We moeten mensen aanmoedigen om opnieuw de wereld te betoveren, durven zeggen, om de wereld te verbeteren gaan we sociaal ten strijde moeten trekken. Alle veranderingen in de geschiedenis zijn er gekomen door mensen en groepen die zegden: zoals het nu is hoeft het niet te zijn? Onlangs zag ik aan stakingspiketten verslagenheid, maar ook mensen die geloven dat ze samen de wereld kunnen veranderen, dat hogere lonen effectief mogelijk zijn als bedrijven meer winst maken dan ooit. Dat geloof, dat is ‘herpolitiseren’.” En ondeugend uitdagend richt hij zich tot Paul: “We hebben grote nood aan herpolitisering. Paul, waarom durf jij niet zeggen dat je eigenlijk socialist bent?”

Maar Paul vindt socialisme een heikel onderwerp, geeft hij te kennen: “De nieuwste vorm van socialisme die ik vandaag bezig zie is nationaalsocialisme. Dat is ten volle weer in opgang, bij het Front National van Le Pen, bij ons bij het Vlaams Belang. Ultrarechts heeft uitdrukkelijk de onderklasse ingelijfd, met vage ‘socialistische’ beloftes, en helaas werkt dat.” “Je doet me toch zeer om socialisme gelijk te stellen met nationaalsocialisme”, zegt Dominique, toch wat ontdaan. “Kijk naar de overwinning van Lula da Silva in Brazilië onlangs, of in eigen land naar de verwezenlijkingen die er zijn gekomen door de socialistische strijd.” “In de geschiedenis heb je gelijk, in Brazilië ook”, vindt Paul, “maar bij ons is het begrip voor een flink stuk besmet, ik denk dat we een nieuw begrippenapparaat nodig hebben. En ik ben er honderd procent van overtuigd dat we moeten herpolitiseren. Maar mijn idee om dat te doen gaat veel meer in de richting van een deliberatieve democratie. Dat is eigenlijk een moderne vormgeving van de parlementaire democratie waarbij een groep burgers op basis van kennis beslissingen neemt die uitgevoerd worden. In uw boek veeg je dat idee in één paragraaf van tafel, dat moet je toch eens beter bekijken. Het geloof in de traditionele instellingen is weg. Babbel met iemand onder de dertig jaar over politieke partijen. Die krijg je daar niet meer voor warm.”

Monster

Wie jongeren zegt, zegt natuurlijk sociale media. Nathalie wil graag weten waarom Dominique in zijn boek veel aandacht besteedt aan de vernietigende want polariserende kracht ervan? “Een aantal cultuurdragers die mee voor sociale cohesie zorgden zijn verdwenen”, vertelt hij. “Denk aan hoe iedereen vroeger op tv naar dezelfde programma’s keek, waar de dag erop over werd gesproken op school of op het werk. In mijn gezin zitten we nu soms elk op ons eigen schermpje naar iets anders te kijken. Onze media-aandacht is versplinterd. Tegelijk is er een tsunami van fake news. In Amerika investeerde een rijke Republikein miljoenen dollars in Prager University, een mediakanaal waarmee hij mensen tegen elkaar wil opzetten en de samenleving ontwrichten. Het machtige Twitter is in handen van Elon Musk. Technologie heeft een monster gebaard waar we weer controle moeten over krijgen. Daarom sta ik kritisch tegenover de deliberatieve democratie. Dat is te veel een procedure voor mij, terwijl politiek gaat over een democratische strijd om de macht te veroveren, bijvoorbeeld om te zeggen, veel dingen die nu in handen zijn van enkelen moeten we terug in eigen handen kunnen krijgen, zoals dus de technologie die de sociale media aanstuurt.”

“Tegelijk bestaan de sociale media nog maar zo’n vijftien jaar”, poogt Paul een ander perspectief op te zetten, “tegen haar kinderziektes en aberraties wordt nu al opgestaan. Er komt de komende tien, vijftien jaar sowieso een regulering. De huidige digitalisering is eigenlijk de tweede boekdrukkunst. Die maakte kennis toegankelijk voor heel veel mensen. Maar naast boeken werden in de eerste honderd jaar vooral pamfletten gedrukt. Daar stond ook heel veel onzin in, dat was Twitter en facebook van die tijd. Het democratiserend effect van de boekdrukkunst begon op het moment dat er onderwijs kwam, dat zorgde voor een ordeningsprincipe voor de informatie die je kreeg. Ook nu weer is kennis nooit zo toegankelijk geweest op zo een goedkope manier. En ook nu weer worden we overspoeld door reclame en valse informatie. En ook nu weer is een ontzettend belangrijke taak weggelegd voor ons onderwijs om jonge mensen het onderscheid aan te leren tussen bonafide kennis en onzin. Maar sowieso ben ik nu al vaak verrast als ik hoor over welke gedegen info jongeren beschikken, terwijl ze geen kranten lezen en niet naar het journaal kijken.”

Code Rood

Herhaaldelijk wees Paul er in zijn werk op dat in onze samenleving het individu het alfa en het omega is geworden, en het middenveld afkalft. Het maakt de vraag van Nathalie erg pregnant hoe dat middenveld zich goed kan organiseren om het onbehagen ten goeie te kanaliseren. Voor Dominique vangt een sterk middenveld de klachten en de woede van de burgers op, en doet het daar iets mee. “Maar ons maatschappelijk middenveld is voorzichtig en neutraal geworden”, luidt zijn kritiek, “zeker als het gaat over structurele ongelijkheden. Er is meer angst om middelen te verliezen en dus minder autonomie. Wiens brood men eet… Als ik al bang ben om mijn mond open te doen, wat moeten mensen dan doen die het veel moeilijker hebben dan ik? Elke vogel zingt zoals hij gebekt is, maar de tegensprekelijkheid moet terug, we moeten weer zeggen ‘ik ben niet akkoord’. Geen enkele sociale verandering kan ontstaan vanuit een ordentelijkheid. Ik pleit voor slim verzet, zoals de actie Code Rood onlangs. Laat ons maar wat stouter zijn, maar met humor en speelsheid, als schalkse ruiters, want je kan niet elke dag kwaad zijn. Ik hoop dat er nieuwe bewegingen opstaan waarin mensen strijdbaar kunnen zijn, een beetje onderdak kunnen vinden en nu en dan ook kunnen feesten.” Het is een hoop die hij deelt met Paul: “De burgerlijke ongehoorzaamheid waar je over spreekt hebben we zeker nodig. Moesten we in groep burgerlijke ongehoorzaamheid doorvoeren, we zouden daar ontzettend veel mee kunnen afdwingen. We bezitten daar veel meer macht dan we denken. Dan komen we bij de vakbonden zoals die vroeger werkten.”

Op dit strijdbaar perspectief leunt Nathalie als ze tot slot van Dominique en Paul graag wil horen wat hen optimisme geeft voor de toekomst. “Ik ben vrij hoopvol omdat ik de laatste tien jaar in toenemende mate een beweging van onderuit heb zien groeien”, antwoordt Paul hierop. “Had je deze avond in 2009 georganiseerd dan waren er maar half zoveel mensen, nu heb je plaats tekort. Het publiek is ook meer gemengd. En in de geschiedenis heeft een beweging die van onderuit ontstaat zich altijd op een of andere manier doorgezet.” Dominique is hoopvol omdat hij het ecologisch bewustzijn ziet groeien. “We doen de machthebbers nog onvoldoende pijn, maar er is een steeds breder gedeeld bewustzijn dat het ecologisch zo niet verder kan en dat doet mensen hun verantwoordelijkheid opnemen. En wat mij vooral hoop geeft, en dat is overal mijn afsluiter, is dat de PVDA in de volgende verkiezing meer stemmen dan de CD&V gaat halen.” (hilariteit)

Aanbevolen: de boekenblog van Paul Verhaeghe, waar hij boeken bespreekt die hij de moeite waard vindt, boekenblog.paulverhaeghe.com; Onbehagen verschijnt begin mei bij De Bezige Bij. Dansen op een ziedende vulkaan van Dominique Willaert is verschenen bij Epo.

tekst Joon Bilcke