DE GROTE WINKELKLANT

Tot voor een paar jaar zag het leven van Nathalie eruit zoals dat van zo velen. Getrouwd, samen met haar man een huis gekocht. Toen de relatie eindigde, bleef ze in het huis wonen. “Dat lukte, ik had een fulltime job, in ploeg in de fabriek, ik betaalde verder af. Maar toen ik mijn werk kwijt raakte, is de miserie begonnen en ben ik van het een in het ander gesukkeld. Het is ongelooflijk hoe rap dat ge naar beneden kunt vallen.”

“Dus ik ging voor het eerst naar de voedselbank. Via A’kzie, de Kortrijkse vereniging waar armen het woord nemen, kreeg ik een doorverwijzing, voor maximum drie maanden. Daarna moest ik naar het OCMW om te kijken of mijn situatie niet veranderd was, en of ik er verder recht op had. Ik kreeg een brief voor een jaar.”

“Ik ga om de twee weken, op woensdag, nadat ik mijn zoontje naar school heb gebracht. Als er bijvoorbeeld pedagogische studiedag is, gaat hij ne keer mee. ‘Gaan we weer naar de grote winkel’, vraagt hij dan. Voor hem is dat een winkel als een andere. Ik ben er rond acht uur en dan zijn er soms al twintig mensen voor mij. Ik wacht tot ik aan de beurt ben, kijk wat rond. Of ik jaag mij een beetje op als het er chaotisch is. De meeste mensen zijn jong, ik denk dat ik een van de oudsten ben. Echt bejaarde mensen zie je niet veel. Maar misschien komt iemand in hun plaats omdat ze er niet geraken, of hun tas niet kunnen dragen.”

Drempel

“Ik versta ook dat dat voor sommige mensen een drempel is. Dat andere mensen weten dat ze naar de voedselbank gaan. De vrees dat ze dat gaan rond vertellen. Mensen roddelen rap, hé. Zelf kreeg ik tot nog toe geen rare reacties. En dan nog. Ik zou antwoorden, wees blij dat je er zelf niet naartoe moet.”

“Vroeger was het aanbod meer beperkt tot dingen die lang goed blijven zoals pasta, bloem, … Je moest je tas afgeven, en ze vulden die voor jou. Maar zo waren er vaak mensen die ter plekke dingen uit hun tas haalden en achterlieten in de bakken die er stonden. Want ge kunt niet drie keer op een dag cornflakes eten hé. Het is nog geweest dat ik met zes pakken stond. Nu kan je zelf kiezen tussen de producten die ze hebben, en er is ook meer keuze. Het is meer gelijk naar de winkel gaan. Je loopt langs de droge voeding, de frigo’s met vlees en kaas en yoghurt, langs de diepvries, het brood, de groenten en het fruit… Soms is er al eens een stuk taart, of een pak pannenkoeken voor de kindjes. Ook halal vlees, dat zag ik vroeger niet liggen. Dat is altijd rap weg.”

“Met al wat ik vers meebreng kan ik een halve week weg. Voor de andere anderhalve week moet ik wel nog naar de winkel natuurlijk. En ook voor bakvlees zoals worst of kip. Mocht ik geen beroep kunnen doen op de voedselbank… het zou moeilijker zijn. Het zou wel lukken… het moet sowieso lukken hé. Maar het zou nóg meer rekenen en tellen zijn.”