De achterdochtige verhaaleconomie

Thomas Bellinck over de (on)vrijheid om verhalen te vertellen.

In januari was In naam van de waarheid bij de Unie te gast, een docu-voorstelling van Malpertuis en Victoria Deluxe waarin verschillende sprekers zich bogen over het fenomeen ‘waarheid’. Onder hen Thomas Bellinck – een oude bekende van de Unie. Voor De Gazet herwerkte hij de waarheidsrede die hij die avond bij de Unie uitsprak.

+++

Mijn naam is Thomas; ik ben theatermaker. Sinds een aantal jaren werk ik rond de ‘Europese Mobiliteitsmanagementmachine’. Daarmee bedoel ik het netwerk dat instaat voor het ordentelijk beheer van miljoenen bewegende lichamen binnen en buiten de grenzen van de Europese Unie. Een netwerk dat onophoudelijk groeit en zich vertakt: tussen de glastoren in Warschau die de controlekamer huisvest van Frontex, het Europese grens- en kustbewakingsagentschap; het skidorp in de Oostenrijkse Alpen waar de back-ups rusten van de Europese vingerafdruk-, visum- en Schengen-databanken; het Franse consulaat in Abidjan waar tot de helft van de Ivoriaanse visumaanvragen wordt geweigerd; de detentiecentra in Libië waar mensen worden opgesloten louter op basis van het vermoeden van een intentie om naar Europa te trekken; de Sentinel-weersatellieten die in hun baan om de aarde niet alleen klimaatverandering, maar ook menselijke bewegingen in kaart brengen; … Een heel netwerk dus dat de beweging van sommige mensen – zoals ik – bevordert en die van anderen belemmert, zelfs bestraft.

In 2019 maakte ik daarover de theatervoorstelling The Wild Hunt, samen met een groep experts uit Albanië, Afghanistan, Griekenland, Iran en Tunesië. Of ze nu journalist zijn, banketbakster, hulpverlener, mensensmokkelaar, visser of grenswachter, ieder van hen beschikt over een doorleefde kennis van wat het betekent om fysiek en psychologisch onderworpen te worden aan de EU-grens. Een grens die elke dag ook in mijn naam wordt opgetrokken. De voorstelling die we samen maakten, vertrok vanuit een tekst van de oud-Griekse filosoof Aristoteles, één van de grondleggers van de westerse manier van verhalen vertellen. Theatermakers zoals ik kennen Aristoteles vooral dankzij zijn tekst over tragedies. Grofweg samengevat, omschrijft Aristoteles een tragedie als de nabootsing van acties, bedoeld om louterende gevoelens op te wekken zoals angst en medelijden. Minder bekend bij theatermakers zoals ik, zijn Aristoteles’ schrijfsels over ‘natuurlijke slavernij’, zijn geloof dat sommige mensen geboren worden om te heersen en anderen om overheerst te worden. Mensen die “weigeren om overheerst te worden”, zo stelt Aristoteles, “ook al zijn ze daar van nature toe voorbestemd”, die mogen opgejaagd worden “als wilde beesten”. Mensenjacht – niet als metafoor, maar als een concrete praktijk. Samen met alle experts stelden wij ons de vraag op welke manier het Europese grensbeleid vandaag beantwoordt aan de mensenjacht die Aristoteles 2.500 jaar geleden propageerde.

In aanloop naar onze première vroeg een Belgische collega mij of ik niet bang was dat, als ik ‘Tunesische migranten’ betaalde voor hun medewerking aan het project, ze misschien verhalen zouden verzinnen om het geld. Even een kleine kanttekening. Het woord ‘migrant’ heb ik zelf een tijd geleden bewust uit mijn woordenschat gegomd. Net zoals de woorden ‘arbeidsmigrant’, ‘tweede-generatie-migrant’, ‘migratieproblematiek’, ‘vluchtelingencrisis’, … In mijn werk probeer ik te spreken over ‘mensen’ en ‘beweging’, over ‘bewegingsgemak’ en ‘bewegingsgeweld’. Maar goed, terug naar de vraag van mijn collega: of ik niet bang was dat mensen verhalen zouden verzinnen om het geld. Los van het feit dat ik het nogal wiedes vind dat mensen verloond worden voor hun werk, is dat toch precies wat ik zelf doe als theatermaker: tegen betaling verhalen produceren ? De hele Europese Mobiliteitsmanagementmachine is gebouwd op het drijfzand van verhalen: verhalen over wat een gemeenschap is, verhalen over wat een grondgebied is en wie daar al dan niet toe behoort.

Tegelijkertijd vormt het mobiliteitsregime zelf ook het aandrijfsysteem van een verhalenproductie zonder weerga. Theatermakers, journalisten, persfotografen, documentairemakers, antropologen, sociologen, NGO-communicatiemedewerkers, advocaten, beleidsmakers, de persverantwoordelijken van Frontex, samen creëren we dagelijks een stroom aan teksten, beelden en metaforen die druk worden gekopieerd en gedistribueerd. Dagelijks consumeren Europese burgers massaal nachtbeelden van kletsnatte mensen in nood die hun handen uitsteken naar witte redders; bovenaanzichten van gammel uitziende, volgestouwde rubberbootjes; zijaanzichten van aangespoelde dode kinderen. Die beelden gaan hand in hand met een hele reeks watermetaforen, die zich even geriefelijk in ons alledaags taalgebruik hebben genesteld: van de ‘migratiegolven’ en ‘vluchtelingenstromen’ die moeten worden ‘ingedijkt’ tot de occasionele ‘tsunami’. Niet alleen herkneedt deze verhaaleconomie mensen tot een abstracte, naamloze massa. Niet alleen vervlakt ze eindeloos complexe levenservaringen en de ontelbare redenen waarom iemand zich genoodzaakt ziet om zich van punt A naar punt B te verplaatsen. Geheel in lijn van de Aristotelische traditie, wekt het genre van de grenstragedie ook een bedrieglijk medelijden op. Zoals de Amerikaanse filosofe en schrijfster Susan Sontag opmerkte: “Voor zover we medeleven voelen, voelen we ons niet medeplichtig aan de oorzaak van het lijden. Ons medeleven verklaart ons zowel onschuldig als machteloos.”

Ons medelijden mag dan louterend werken, het leidt vooral de aandacht af. Het leidt af van het feit dat ik als Europese belastingbetaler en Belgische staatsburger tegen wil en dank een bewegingsregime financier, waar ik bij uitstek de vruchten van pluk. Een voorbeeld. Voor onze voorstelling werkte ik, zoals gezegd, onder andere samen met experts uit Afghanistan. In de internationale paspoortindex van 2019 – toen repeteerden we – behaalde België een mobiliteitsscore van 170. Dit wil zeggen dat ik pre-Corona met mijn Belgisch paspoort toegang had tot 170 landen ter wereld – hetzij visumvrij, hetzij door bij aankomst ter plaatse een visum aan te schaffen. Afghanistan had ten tijde van onze repetities een mobiliteitsscore van 35. Tussen mijn internationaal bewegingsgemak als Belgische theatermaker en dat van mijn Afghaanse collega’s gaapte dus een kloof van 135 landen. En dat extreme bewegingsgemak gaat hand in hand met het gemak waarmee ik een podium krijg om waarachtige verhalen te vertellen. De waarheidswaarde, de ingebeelde neutraliteit die de verhalen van westerse theatermakers, journalisten en onderzoekers wordt toegedicht, staat in schril contrast met de manier waarop niet-westerse verhalenvertellers worden getaxeerd. Zelfs al is het vertellen van een verhaal voor veel mensen vaak niet eens een keuze, maar een verplichting – zoals wanneer je asiel aanvraagt in een EU-lidstaat.

Verzoeken om internationale bescherming worden onderzocht door ‘caseworkers’ van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen. Die case-workers moeten proberen te achterhalen of een verteld verhaal ‘waar’ is en of het voldoet aan de criteria voor een vluchtelingenstatuut of subsidiaire bescherming. Het kader daarvoor is de Conventie van Genève – het ‘vluchtelingenverdrag’ dat dateert van 1951 – en het uitbreidende Protocol van New York uit 1967, twee verdragen die werden goedgekeurd in een radicaal ander tijdsgewricht voor radicaal andere doeleinden. Om binnen de lijntjes te passen van die verdragen en om überhaupt als waarachtig te worden beoordeeld, moeten de eindeloos complexe, onsamenhangende, tijdspringerige herinneringen van mensen worden verbouwd tot samenhangende verhalen met een Aristotelische tragische plotontwikkeling en een keurige westerse chronologie. En moeten de vertellers die geformatteerde verhalen brengen op een manier die de toehoorders overtuigt van hun pertinentie, hun oorspronkelijkheid en hun oprechtheid.

Onderzoek naar leugendetectie wijst uit dat mensen vreselijk slecht blijken in het inschatten van de waarachtigheid van iemand met een andere etnische achtergrond dan die van henzelf. En dat professionele case-workers er – net zoals iedereen – heel uiteenlopende, clichématige overtuigingen op nahouden over hoe bedrog zich zou manifesteren. Maar, hoe verschillend hun interpretaties van signalen ook, wat hen verenigt, is het klimaat van achterdocht van waaruit ze opereren. Het is precies diezelfde achterdocht die doorschemert in de vraag of ik niet bang ben dat mensen verhalen zullen verzinnen om het geld. Precies diezelfde onuitgesproken norm die bepaalt wie verhalen mag vertellen en wie niet, hoe ze moeten worden verteld en wie daarbij kan worden geloofd. In het strafrecht geldt misschien het vermoeden van onschuld tot het tegendeel is bewezen. Maar in een asielprocedure geldt blijkbaar het vermoeden van bedrog en ligt de bewijslast bij de aanvrager zelf.

Thomas Bellinck

Met dank aan Said Reza Adib, Mohammad Javad Mousavi / Schatplichtig aan het werk van Aristoteles, Carol Bohmer, Grégoire Chamayou, Ida Danewid, Didier Fassin, Pär Anders Granhag, Amy Schuman, Susan Sontag, An van Dienderen

In naam van de waarheid trok naast Kortrijk naar nog vier andere steden, waar telkens andere sprekers het woord namen. Hun redes zijn opgenomen in het boek In naam van de waarheid, dat je voor 12 euro (plus verzendingskosten) kan bestellen bij Theater Malpertuis via info@malpertuis.be.