Dag publiek,

Nu er quasi overal en voortdurend geklaag is over het systeem waarin we gedijen, lijkt het me nodig om het met man en macht te verdedigen, de schone en goede kanten ervan te belichten. Ten es nog nie ollemoalle naar de wuppe, toch?

Laat ons maar zien en vergelijken met andere oorden, met landen waar de taal met bloed en tranen wordt geschreven, waar kritiek je je leven kan kosten. Waar vrijheid en levensruimte zeer beperkt is. Oorden als Oekraïne, Jemen of Congo. Het is pijnlijk wat het afgelopen jaar daar weer bracht. Weinig soelaas, weinig rustpauzes, weinig staakt-het-vuren. Verschrikking, genocide, het doden van onschuldige burgers. De oorlogsmachine spreekt overal met dikke cijfers, miljarden voor bommen en granaten en geen vredesduif aan de horizon. Geen Mandela, geen Obama. Geen geloofwaardige onderhandelaar.

De gruwel van Israël deed ons van ellende bibberen. De eieren die daar worden gebroken eindigen niet als omelet, de VN en de hulporganisaties proberen tevergeefs voedsel te krijgen in de lege magen van Palestijnse kinderen die opgroeien tussen het puin van hun dorpen en steden. Zo groeit er een nieuwe generatie op die opnieuw ten strijde zal trekken tegen het onrecht dat hen is aangedaan.

Moar vent toch, allene ratten kopen er eten van.

Beste publiek,

Hier gaat het gelukkig nog, hier wacht ondanks de komende besparingen geen tsunami aan militair geweld, hier geen terreur, geen junta aan het bewind. Sinterklaas en de Kerstman kwamen nog langs. Ze vergaten weinig kinderen want niemand was stout dit jaar. Diezelfde kinderen lazen als vanouds, rond weelderig versierde tafels hun brieven voor ouders en grootouders, voor peters en meters. Dat bracht al eens wat op. Ik herinner me dat mijn meter ‘t eiland een opgeplooid briefje van 20 frank in mijn hand duwde. “Pakt nog moar een stukske cake, manneke.” Mijn nonkel Henri zong dan “Hallo de ratjes van Oarelbeke, ons kleur es mauve en wit”! Met die zang en dat drinkgeld werd liefde gekocht die een leven lang duurde. Die warmte in dat veel te kleine huis voel ik nog. De warmte van werkmensen, bouwvakkers, wevers en dakdekkers uit onze democratie. Die een pensioen verdienden, daar dankbaar voor waren. Daarmee hun oude dag mee konden trekken. Hier bij ons, in den Belgiek.

Ik verheel niet dat ook hier bij ons niet elke patat zacht gekookt wordt, dat ook hier gezocht moet worden naar datgene wat we met elkaar delen, naar het juiste ritme voor ons hart. Het centrum voelt maar goed aan als er na lang praten met elkaar een compromis is gevonden. Als we van vijanden vrienden hebben gemaakt. Als we samen de pechstrook hebben opgekuist van de ongelukkigen onder ons, want vele burgers zijn niet in staat om dat voor zichzelf te doen. Soms moeten we ons met elkaar moeien, onze levens worden rijker als we inzage krijgen in elkaars noden, onze tekorten, onze rijkdommen.

Geacht publiek,

We leven en werken in een democratie, waar we tekenen met voor- en nadelen, maar schrijven met een liefdevolle crayon. Die democratie heeft nood aan constructieve burgers, die kritisch in het leven staan, die politiek zien als een bevoorrecht iets, die stemmen met progressieve inkt. Nu de wind rechts blaast moeten er links nieuwe bomen worden geplant, moeten we met onze vuisten zwaaien naar al wie wil graaien in de portemonnee van de kleine man.

De laatste tijd heb ik hier in de Unie wonderlijke gesprekken gehoord tussen kunstenaars en Zorgelozen over wat er voor goeds aan onze samenleving is. En in die gesprekken passeren zowel pro als contra, we zijn niet eenzijdig voor, we wikken en wegen en leren elkaar daardoor nog beter kennen. Ons werk vaart altijd in dat soort water. En dat zal dus het komende jaar niet anders zijn.

Gelukkig nieuwjaar, moge er peis en vrede zijn in jullie stede.

Geert Six