ZONDER WOORDEN

Geert Six

Ik ben zonder woorden vandaag.
Ze zijn er wel, maar ik slik ze in.
Eenmaal geschreven of gesproken
wordt de poëzie te vlug nutteloos, tegenwoordig.
Ze wordt door het grote leger aan vileine klanken en zinsneden
onmiddellijk misbruikt en in het kamp geplaatst
van een retoriek die verdeelt.
Geef toe, welke dichter ziet zijn metaforen daar nu wonen?

Dus nee, geen woorden vandaag,
rond mij staan er immers te veel in één zin,
ze ratelen in gesprekken en debatten,
verliezen zich in het gevecht om het gelijk.
De aan zet zijnde woorden zijn gespogen volgens de regels,
zakelijk, efficiënt, kil.
Ze willen iets verkocht krijgen of op de mouw spellen.
Die woorden zijn dichters veel te ordelijk.
Met letters en zinnen die hun best doen om elke kromme
redenering of volslagen leugen hard te maken,
willen dichters niets te maken hebben.
Zij maken van letters geen cijfers,
metaforen passen niet in een statistiek!

Beste publiek,

om het tij voor het alfabet van de samenleving te herschrijven
zijn nieuwe krachtige beelden nodig,
is een taal van doen die wil strijden met en voor letters
die niemand uitsluiten,
die niemand het recht ontzeggen om, in alle vrijheid,
volwaardig mens te zijn en een plaats te krijgen
aan onze rijke gedekte tafels.

Die broodnodige nieuwe woorden zijn reeds her en der aanwezig,
de beelden zomaar op te rapen, het boek of het essay
van de toekomst kan worden geschreven.
Die woorden zijn zacht, wat timider misschien, meer wonend in
de stilte dan in het woud van snauwende donderslagen.
Wie onder de radar kijkt ziet dat die poëzie een verschil maakt.
Ieder gedicht dat er wordt geschreven is rendabel
omdat het zich in de mens nestelt.
Dichters kijken daar bewonderend naar,
zien die woorden als noodzakelijk voedsel voor de toekomst.
Maar net als dit land zijn die woorden al te veel verkaveld,
kruipen die zinnen nog te weinig bij elkaar, hebben ze te veel
pleinvrees, is er nog te weinig geloof in gezamenlijke inkt.

Maar beste publiek,

neem nu,
een tot dan toen volslagen onbekende dichter doet een oproep
om samen te zoeken naar beelden die ons allen verrijken,
aanporren, troosten.
Blijf niet op je eiland, je salon of zolder!
Kom, dichters, het is nodig.
Het is tijd, zo luidt zijn boodschap!
Ofwel scharen we ons achter zijn verzen zegt hij,
of we geven ons moedeloos over aan de verdere af braak
van het verhaal van onze grootouders, onze vaders en moeders,
ons eigen traject in dit schone surrealistische land.
Kom nu, zegt hij, allez toe,
de poëzie is toch geen rekening of factuur,
maar een verzameling onbetaalbare woorden!

Dichters doen niet dikwijls zo een oproep,
dus spitst men hier en daar de oren,
nieuwsgierig naar de diepere gronden van zijn metaforen.
Maar hij zegt raadselachtig dat zijn woorden
nog niet helemaal thuis zijn.

De dichter verlaat, onder niet geringe belangstelling,
met amper drie verzen in zijn hand
de veiligheid van zijn zolderkamer.
Angst om zijn positie of comfort te verliezen heeft hij niet,
zijn werk laten renderen lijkt hem nu noodzakelijker.
Een bevriende kunstenaar schildert één vers op de gevel van
een leegstaand pand in een vergeten straat, een ander op een
asielcentrum en het laatste op de ingangspoort
van een psychiatrische instelling.

Kijk, de verzen zijn hier meer thuis dan op papier,
zegt de dichter aan pers en publiek.
Het eerste heet Paleis, het tweede Kamer en het derde Senaat,
want daar wordt beslist of de mens in dit land nog recht heeft
op een menswaardig bestaan.
Als we de mens dat verworven recht ontzeggen,
zijn noodkreet negeren, hem opsluiten zonder weerwoord,
zal dat ijzingwekkend handelen ook elders zijn intrede doen,
en daar, beste mensen, huiveren dichters van, besluit hij.

Vervolgens wandelt hij verder op zoek naar nieuwe woorden,
want dichters kennen geen rust, ook als ze, zoals vandaag,
zonder woorden zijn.

Geert Six