Uitrukkende soldaten

Linde Moreel over hoe beginnen te schrijven.

Daar krijg ik dat ene bijzondere tekstonderwerp op mijn integere schrijversbord en ik huiver meteen. Meer wel dan niet weet ik namelijk niet hoe aan een volwaardig essay te beginnen.

Soms denk ik dat ik de nodige handvatten mis, die fijne levenswijsheid, dat brede denkveld zelfs. Tegelijk hou ik het geheel liever waardig simpel; belachelijk hoef ik niet te doen. Ongetwijfeld voel ik angst voor confrontatie bij elk toegevoegd woord. Iedere woordcompositie schraapt immers. Het lege blad kan verkeren.

Ik durf een kat een kat noemen en de boom de boom. Echter, een woord, niet zomaar, een woord. Al te vaak nokt, nijpt, neigt, nekt, noopt, neuriet of nikst het. Het conflict sneert.

Natuurlijk besef ik dat de allure van de schrijver er best toe doet, evenals het onderwerp, de vorm van verdieping, zijn tijdsgeest en die van de lezer. En dat is goed. Enkel, erdoor stormt een indirecte beknotting me rond de vingers. Hoezeer ik ook worstel, schrijven is en blijft een gegeven dat me schavend snijdt, zelfs nog vóór ik creëren durf. Heel soms zelfs, schuw ik mijn schrijversnest.

Voor mezelf voelt schrijven als een fluwelen nederzetting van mijn innerlijke strijd met woorden als uitrukkende soldaten onder de schreeuw van mijn ziel. De strijd om hun leven, iets betekenen willen, iets neerzetten kunnen, hun drang naar verwezenlijking der eeuwigheid moest onbevattelijk spelen. Soldaten wisten nooit vooraf hoe een strijd aan te vangen. Het geschal bleek hun drijfveer, het kameraadschap evenzeer. Erdoor volhardden zij, ondanks hun angst.

Terwijl ik het schrijf, lijkt voorgaande mij onder het gestelde issue dankbaar werkbaar. Mogelijk kan ik onder dezelfde roep het kameraadschap binnen de Unie der Zorgelozen vereeuwigen en leer ik aan hun schrijfopdrachten durven beginnen. Bereidwillig positioneer ik me in mijn denkbeeldige loopgraaf, wacht op richtinggevend geschal en laat woorden als soldaten uitrukken. Hun schreeuw klinkt uiteraard en bovenal bevrijdend. Er is in se geen échte strijd. Woorden winnen wollig veld; de vreedzame vereeuwiging kan verwezenlijkt; het karwei voltooid.

Einstein schreef: Logica brengt je van A naar B; verbeelding brengt je overal. In zijn woorden lees ik hoop. Zolang er vechtlust is, mensen iets betekenen willen, De Gazet leeft en kameraadschap speelt, kan er veel ontstaan. Zo ook kan dat lege blad liefdevol gevuld, elke woordenstrijd gemoedelijk gestreden en word ik ooit een durvend schrijver.

Mijn verbeelding houdt me echter weerom van die flamboyante plaats weg. Ik verdien die nauwelijks; ik weet tenslotte nog steeds niet how to begin. Mijn strijd met het beeld verinnerlijkt. Een flauwe loopgraaflucht rangeert ineens mijn soldaten. Mijn pen roept terug. Die wil enkel vloeien.

Linde Moreel