Straks

Linde Moreel tussen kussen en vechten.

Straks betreden we met z’n allen Hét Rijk der Vrijheid. Of het ons werkelijk lukt, weet ik op dit eigenste moment nog niet, evenwel als wegdromen al een beetje mag, spot ik er met heel veel goesting een resem lachende gezichten, weelderige tierlantijnen en veelkleurige taartpunten. En als ik dieper kijken durf, voel ik zelfs de tijd die er vergeten wordt.

Wanneer ik die opgesomde heerlijkheden naast mijn dagelijkse beslommeringen leg, sta ik meteen mee met die tijd en bij een vraag een ietwat stil. Zouden ook daar kussens kwellen kunnen? In het Slaaprijk waar ik mijn persoonlijke vrijheid zo goed als voluit probeer te proeven, noem ik die laatsten vaak té dik, té breed, té lang, zelfs té saai. Kortom, die drommelse deksels derangeren me.

Misschien duw ik mijn gedachtenboot naar dekselse gewoonte opnieuw te snel af en hou ik mijn tekst voor die vooruitblikkende en sterk naar vrijheid verlangende lezers beter emotioneel proper. Een losse vergelijking tussen twee Rijken is niet zonder gevaar. Waarom zou ik moedwillig roet in eten gooien? Dromen zijn niet immer bedrog.

Mijn hoofdkussens lijken sterk op elkaar en wij ook allemaal een beetje. De ene kan strikt genomen de andere vervangen. Voor de verschillen in stand sluit ik bij nacht nederig de ogen. Dat het ene exemplaar wat dichter bij de rand ligt en het andere vaker rijkelijk wordt geschaard, probeer ik dan niet te zien. Enige opschudding maakt nauwelijks een verschil. Als ik moedwillig ermee gooi, bukt een omstaander zich natuurlijk beter. Erdoor besef ik nog sterker dat ik dagelijks een kussenkeuze heb. Dewelke ik het dichtst tot mij neem of verafschuw bepaal ik lekker zelf. Ook beheer ik in volle vrijheid van denken eenieders sloopkleur. Echter, één prangend gegeven heb ik nooit in de hand, die kwelling dus. Het besef die gedwee te moeten dragen, kwelt mij op zich al danig. Edoch, wat maakt die items in hun gelijkheid zo verschillend?

Na verscheidene nachtelijke kwelmomenten overwoog ik enige tijd terug een persoonlijk experiment. Paraat én scherp voelde ik me meteen; groots evenzeer want ten dienste van de mens kwam ik op niveau. Die Nobelprijs wachtte me op!

Het experiment zette ik evenwel nooit volledig op touw. De onzachte details die tot mijn algehele uitwerking hoorden, bleken snel ongeschikt. Ondanks mijn schamele, verwoede pogingen, kwam ik toch een ietwat moeilijk tot die minnelijke schikking. Om hun rechthoekige karakter ging het me niet. Tolerant was ik best. Geld om mij kussenmatig op te werken bezat ik niet; voldoende naïviteit om mijn entourage te houden wél. Er restte mij te aanvaarden dat de kwelgeesten me veelal beestig én eerder onverwacht in hun klauwen hielden. Op de vooravond van een belangrijke bevrijding, kon ik mezelf noodgedwongen in de beddenschaal leggen.

De vrijheid die ik namelijk vooropstel, vraagt naar respect voor ieders eigenheid. In een vrij Rijk kan welbevinden dan pas rijkelijk vloeien. In mijn Slaaprijk vecht ik bijna ongewild gewild met een vreemde vorm van ongelijkheid. Wellicht kamp ik met een vorm van perfectie net omwille van die eigenheid die ik voor mezelf graag koester. Natuurlijk probeer ik die na elke dagtaak onverschrokken terug te vinden. Elk kussen op zich biedt mij erbij een stuk comfort. Alleen durf ik zo moeilijk zien dat ook die in hun eigenheid verblijven willen. Sterker nog. Ondanks hun verwoede pogingen en mijn onhebbelijkheden laten die me nooit zélf los.

Ik kan mezelf wel voor de kop slaan. Uiteraard nestelt inhoud zich mee in kussenveren, een lichtheid in hun natuurlijke pracht maar met een pak donker verleden, veelal onder dwang. Vele kwellingen blijven ongezien. Kussens dragen en verdragen. Het Rijk der vrijheid versus Slaaprijk. Zal een kussengevecht in deze bevrijdende tijden tellen kunnen?

Linde Moreel