HOE ZOU JE ZELF ZIJN?

in gesprek met Filip De Rynck

De klassieke politieke partijen lijken in het defensief. Ons economisch systeem kraakt in haar voegen. De overeenstemming groeit dat we één en ander over een andere boeg moeten gooien. Maar hoe groot kan de kracht van verandering zijn in onze dichtste leefomgeving? Welk gewicht kunnen burgers en hun bewegingen in de schaal van hun lokale besturen werpen?

Filip De Rynck

De Rynck steekt meteen van wal. “Sinds de jaren zeventig heeft ‘het neoliberale denken’ wereldwijd duidelijk de bovenhand genomen. Daarin staat de vrije markt centraal. Zaken als privatisering, competitie en in het algemeen een puur economisch denken komen op de voorgrond. De sociale zekerheid moet worden afgebouwd en vervangen door meer individuele verantwoordelijkheid. Wie niet de middelen of de capaciteiten heeft om zich in zo een samenleving te beredderen, valt uit de boot. Dit neoliberale denken heeft zich genesteld in alle maatschappelijke sectoren, tot onderwijs en zorg toe. Daardoor is iedereen gaan geloven dat er geen alternatief meer is. Ook de zogenaamde linkse partijen. Politici geven zo het signaal dat er niet meer te kiezen valt welke richting de samenleving uitgaat. Dat ze ze enkel nog kunnen beheren. Maar als dat zo is, waarom zou je dan nog voor deze politici stemmen? Het maakt blijkbaar toch niets uit. Dan is het niet raar dat mensen wel oren hebben naar iemand die zegt tóch het tij te kunnen keren? Iemand die uitzicht biedt op een samenleving waar weer kansen zijn voor mensen die nu uit de boot vallen?”

Noch links noch rechts

Zo een project hoeft niet per definitie rechts te zijn. Sommige zaken die Marine Le Pen in Frankrijk verdedigt, klinken zeer socialistisch. Net als Jean-Luc Mélenchon verdedigt ze een sterke staat en een sterke sociale zekerheid – maar niet voor iederéén. Ze appelleert zo aan iets dat klassiek links veel te lang heeft laten liggen: het gevoel tot een gemeenschap te behoren. Mijn opvatting over wat die gemeenschap is, is veel opener dan die van Le Pen. Maar klassiek links heeft het idee dat mensen tot een gemeenschap behoren wel behoorlijk losgelaten.”

“Partijen als deze, op links en op rechts, kregen de voorbije jaren zeer veel bijval en stemmen. Daardoor is er nu zelfs op Europees niveau discussie of het systeem niet sterk moet worden bijgestuurd. Of de globalisering niet moet worden teruggeschroefd, of we niet weer moeten investeren in een sterke publieke sector. Ik vind dat een interessante evolutie, of het een keerpunt is weten we nog niet. Voor mij is duidelijk dat een sterke publieke sector per definitie herverdelend werkt. Van een goed functionerend openbaar vervoer en veel meer sociale huisvesting genieten in de eerste plaats mensen die het moelijker hebben, de slachtoffers van zonet. Dat dit weer op de agenda komt, stemt mij als volbloed optimist hoopvol.”

Bedrijvigheid van onderuit

“Maar nog meer krijgt het alternatief vorm van onderuit, op lokaal niveau en dat is een wereldwijde evolutie. Politici kunnen er moeilijker ontsnappen aan de problemen en de uitdagingen. Ze zien de impact van oplossingen. En burgers kunnen er vat krijgen op de directe leefomgeving. Ze vragen er meer betrokkenheid en inspraak en beginnen er zelf aan in allerlei soorten burgerinitiatieven. Vaak doen ze dat omdat ze hun ideeën niet langer terugvinden bij de traditionele politici, door wie ze zich niet meer vertegenwoordigd voelen. Dat kan heel ver gaan. Kijk naar Rome, Barcelona of Madrid – niet bepaald kleine gemeenten. Die steden zijn nu in handen van burgerbewegingen die enkele jaren geleden nog niet bestonden. Ze hebben er de klassieke partijen weggeveegd. Op het economische terrein denk ik aan de lokale energiecoöperaties. Mensen die de handen in elkaar slaan en opnieuw greep krijgen op de productie van hun energie, los van de internationale energiereuzen. Als je twintig jaar geleden had gezegd dat er in Vlaanderen ooit nog burgers voor hun eigen energie zouden instaan, dan werd je weggelachen. Welnu, in Duitsland wordt 80 procent van alle wind- en zonne-energie door burgercoöperaties geleverd. Dat is gigantisch en het betekent dat mensen mondjesmaat weer terrein op de economie veroveren.”

“Wie ik bij ons nog te veel mis in deze beweging, zijn de bedrijven. In Amerika trekken een aantal bedrijven de kar rond klimaatproblematiek of voor het verhogen van het minimumloon. Het zou goed zijn mochten lokale economische elites zich ook bij ons meer engageren, bijvoorbeeld ook op stadsniveau. Die betrokkenheid zou het draagvlak voor lokale initiatieven nog kunnen vergroten.”
 
Deel je de kritiek dat deze alternatieven vooral een zaak zijn van blanke middenklassers?

“Je moet daar genuanceerd over denken. Stel je twee extreme modellen voor. In het ene worden alle voorzieningen in een stad door de markt beheerst. Dat is de extreme neoliberale samenleving. Wie dan niet kan betalen voor bijvoorbeeld de private bus of voor private zorg, die heeft pech. Het andere extreme model is volledig coöperatief. Burgers werken samen om alle lokale voorzieningen in de stad samen te beheren. Dat is tot in het extreme doorgedacht wat we nu met die burgerinitiatieven zien gebeuren. Wel, ik ben ervan overtuigd dat het tweede model veel meer kansen biedt voor veel meer mensen dan het eerste. De beslissingsmacht ligt dichter bij burgers zelf en maakt participatie veel breder mogelijk. Het wordt dan voor iedereen beter om bijvoorbeeld energie te halen uit een lokale coöperatieve rond windenergie of om mee te participeren in collectieve projecten voor sociale huisvesting of voor zorg. Dat komt dan lang niet alleen de middenklasser ten goede die allicht wel de initiatiefnemer zal zijn.”
 
Welke rol speelt de informatisering in deze evoluties?

“Toen wij begonnen met De Wakkere Burger (een ondersteuningscentrum voor burgers die hun stem willen laten horen) was een van de slogans ‘informatie is macht’. Die informatie zat toen overwegend bij de overheid. Je moest vechten om die te verkrijgen, wij moesten ijveren voor openbaarheid van bestuur. Vandaag is informatie veel makkelijker te vinden en dus is de macht meer verspreid. Daarnaast is het niveau van scholing in onze samenleving de laatste dertig jaar spectaculair gegroeid, en zorgen de digitale media voor een snelle verspreiding van kennis én mobilisatie van mensen. Zonder dit alles zou een beweging als Ringland in Antwerpen nooit mogelijk zijn geweest. Gesteund door de informatisering en de nieuwe media brachten burgers hun eigen deskundigheid in tegen politieke partijen en tegen een overheid die in zichzelf verstrikt was geraakt. Diensten waren in procedures verzand, spraken elkaar voortdurend tegen. Zo een overheid wordt van alle kanten ingehaald, net als de partijen die er de dienst uitmaken.”

Waar staan die klassieke partijen nog voor? Wat representeren die, of wie?

“Steeds minder. Ze verliezen zowat alles: leden, vertrouwen, kiezers, legitimiteit… En ze voelen dat. Het is ook hun drama. De klassieke partijen zeggen dat ze opkomen voor de representatieve democratie. Maar zelf worden ze steeds minder representatief voor een stedelijke context die steeds meer divers wordt. Kijk wie er in de gemeenteraad zit: zeer weinig jongeren of allochtonen, te veel middenklassers, weinig vrouwen…”

“Dus wordt contact gezocht met burgerinitiatieven. Dat gebeurt dan heel krampachtig. Denk aan Johan Vande Lanotte met zijn open lijst in Oostende. Maar zitten de burgers te wachten op ‘contact’ met de socialisten, met de N-VA – om wat te doen? Om fijngemalen te worden in een partijpolitiek spel waar de meeste mensen zich eigenlijk van af keren? Zo ontwikkelt er zich vanuit burgerinitiatieven een autonome stedelijke agenda, los van de partijpolitieke realiteit die zich intussen op een steeds kleinere ijsschots rechthoudt met De Zevende Dag-achtige discussies. Die twee systemen groeien steeds meer uit elkaar.”

de groep Kortrijk TTIP- en CETA-vrij verzamelde genoeg handtekeningen om hun motie op de gemeenteraad te brengen

Het lijkt onbegonnen werk voor onze politici: bewegingen van onderuit ruimte geven en tegelijk aantonen dat ze zelf nog relevant zijn?

“Als het politieke milieu en als partijen onder druk staan, neemt de druk toe om als individuele politicus te bewijzen dat je het verschil kan maken. Hoe zou je zelf zijn. Daarnaast hebben we volgens mij ook te veel politici. Als we in Kortrijk maar drie schepenen zouden hebben, zouden die per definitie minder in het operationele optreden. Maar als je er acht hebt naast de burgemeester, dan willen die allemaal dingen doen om zich te bewijzen. Heel begrijpelijk maar dat leidt in al onze gemeenten en steden tot veel te veel mini–beleid en ad hoc initiatieven die de schepenen zelf nauwelijks overleven. Bovendien neemt zo het risico toe dat autonoom initiatief uit het middenveld naar de stadsorganisatie wordt gezogen. Dan wordt weer hier een proceduretje gemaakt, daar een formuliertje en ginder nog een reglementje – dat moet dan immers allemaal bureaucratisch worden geregeld. Maar dat schaadt de dynamiek in de stad, daar ben ik van overtuigd. Politici zullen hun rol moeten herdefiniëren. Inspireren, mensen samenbrengen, hen middelen geven, hen autonoom hun ding laten doen, maar er dan van af blijven. Dat is rap gezegd want zo werkt onze politiek nu niet: het is moeilijker zichtbaar te maken dan een infrastructuur in de wijk die je kan openen. Dezelfde soort dynamiek zie je bij ambtenaren. Die zijn de laatste decennia alsmaar meer gespecialiseerd en professioneler geworden, en willen dus zelf meer doen. Ook hier, hoe zou je zelf zijn. Het is niet gemakkelijk functioneren als je de boodschap krijgt: doe zo weinig mogelijk zelf.”

Tot slot. Kan een beweging enkel macht verwerven als ze vervelt tot een partij?

“Dat is de lastigste discussie van allemaal: wat is de toekomst van lokale politieke partijen en van lokale verkiezingen? Er zou zich een model kunnen aftekenen waar die effectief worden gedomineerd door lokale netwerken van burgerinitiatieven, die zo formele macht verwerven om over de budgetten te kunnen beslissen. Maar daarvoor moet de toegang van nieuwe bewegingen tot de verkiezingen meer open gemaakt worden.”

“Stel eens dat we de burgemeesters rechtstreeks verkiezen, zoals dat in Rome, Barcelona en Madrid het geval is. En stel dan dat een Peter Vermeulen van Ringland zich kandidaat stelt vanuit het brede netwerk van Antwerpse burgerinitiatieven. Of stel dat jullie vanuit de Unie opkomen in Kortrijk met een brede beweging rond allerlei organisaties, en je duwt Geert Six naar voor als kandidaat burgemeester. Ik denk dat we in het huidige politieke klimaat en met de crisis bij de gevestigde partijen wel eens raar zouden opkijken. De klassieke partijen kunnen de toegang tot verkiezingen nu nog afschermen en zo beschermen ze nog zichzelf. Maar desondanks is een scenario waarin ze gewoon weggeveegd worden helemaal niet ondenkbaar. Kijk wat er recent in Frankrijk is gebeurd. Het is tegelijk hoopvol en angstwekkend hoe snel het systeem kan veranderen.”

interview Joon Bilcke