De ene ronselaar is de andere niet

De spelers, de vrijwilligers, de achterban van de Unie: samen is dat een zeer gemengde groep, met mensen van allerlei slag. Met de voorstelling Pardon Service en het OKAN project zoeken we ons palet en onze inhoud nog kleurrijker te maken. Zo trachten we onze steen bij te dragen aan de diversiteit in onze kunsten. Wie dat met zijn werk ook al jaren doet is Fikry El Azzouzi, auteur van onder andere Reizen Jihad, de voorstelling waar we vorig seizoen met de Zorgelozen gingen naar kijken.

Fikry El Azzouzi wordt geboren in 1978 in Temse. De wereld waarin hij opgroeit is dezelfde als die waar velen van ons in groot werden. En toch ook niet.

Fikry:“In het zesde leerjaar had ik hele goede punten. Toch raadde de directeur mijn ouders aan om me naar een technische richting te sturen. Dat ging zo in die tijd, bij gasten met een achtergrond als die van mij. Maar ik ben vreselijk onhandig. Dus ik ging niet meer graag naar school, ik bleef vaak afwezig, zakte verder naar het beroepsonderwijs… Zo sukkelde ik mijn middelbare schooltijd door. Mijn ouders hadden niet de tools om tegen de directeur in te gaan. Ze waren als analfabeten uit Marokko naar hier gekomen. Ze dachten waarschijnlijk ook heel hard in hiërarchische termen: ‘mijnheer de directeur zal het wel beter weten, hij zal het wel goed bedoelen’. Maar hij wist het niet beter en hij bedoelde het waarschijnlijk niet goed. Toen al had ik het gevoel dat er iets niet klopte. Dat ik anders werd behandeld omwille van mijn achtergrond. Maar dat heeft mij ook gevormd als schrijver. Zonder die ervaringen was ik misschien gewoon een kopie van de standaard witte schrijvers geworden… Dus ik heb er iets positiefs uitgehaald.”

Was je al jong een creatieve gast?

“Er was geen creatieve scene in Temse. Met mijn Marokkaanse en Vlaamse vrienden luisterde ik vooral naar hiphop, rap. Het rebelse ervan trok ons wel aan. We hadden het gevoel dat we er niet bij hoorden, hiphop maakte het ook wel cool dat we er niet bij hoorden. Maar ik droomde er niet van om schrijver te worden. Wel voetballer. Zo’n typische droom voor een opgroeiende gast, om iemand te zijn, om iets te betekenen. Maar ik was uiteindelijk niet goed genoeg. De voetbalcarrière is niet doorgegaan.”

“Na wat omzwervingen ben ik naar de universiteit gegaan. Daar is het schrijven langzaam gekomen. Tijdens een workshop die ik volgde, kreeg ik complimenten voor mijn werk. Het stimuleerde me om verder te proberen. Ik vroeg Kif Kif, het intercultureel platform, of ik iets mocht schrijven voor hen, dat kon. En zo ging de bal aan het rollen. In die tijd had ik een kantoorjob bij een logistiek bedrijf. Daar was ook een nachtwaker. Ik zag hoe hij van vier uur tot de volgende ochtend aan het lezen was, films aan het bekijken, aan het tokkelen op zijn gitaar… Zo een job wilde ik ook. Dan kon ik de hele nacht lezen en schrijven. Ik had dus wel een plan. Ik wou schrijver worden. En zo is het ook gegaan. Met 11 september mee als trigger, zo denk ik nu. Toen snapte ik dat er iets aan het veranderen was in de wereld, en dat ik daar onder het mom van fictie iets over wou zeggen.”

Sinds die tijd staan er al flink wat kilometers op de teller. Met zijn romans Het Schapenfeest, Drarrie in de nacht en Alleen Zij zette Fikry zich op de literaire kaart van Vlaanderen. Ook van zijn hand zijn toneelteksten van onder andere Reizen Jihad en Malcolm X, en filmscenario’s als De Figurant. De zoektocht naar identiteit in een diverse maatschappij vormt de rode draad doorheen zijn werk. “In Het Schapenfeest vraagt Ayoub, het hoofdpersonage, zich af waarom hij samen met zijn vader een schaap moet slachten. Waarom kan hij niet gewoon naar de slager om een stuk vlees, waarom al dat gedoe? In Drarrie in de nacht heeft Ayoub het opgegeven. Hij is heel nihilistisch geworden, tot de ronselaars op het toneel verschijnen. In mijn laatste roman Alleen Zij bekijk ik Ayoub door de ogen van zijn vriendin Eva. In de liefde voor haar ontdekt hij wie hij is.”

Wat wil je met je werk bereiken?

“Ik wil in de eerste plaats vanuit mijn eigen ervaringen een goed verhaal vertellen, dat zo veel mogelijk mensen aanspreekt. Maar tegelijk wil ik ook de vinger op de wonde leggen. In Drarrie in de nacht beschrijf ik niet alleen kleine criminelen die doelloos door het leven gaan – en die ik maar al te goed ken. Ik wil ook tonen hoe ze denken en voelen en hoe ze werkelijk zijn, namelijk heel kwetsbaar, op zoek naar erkenning. En dat niemand hen zegt ‘jullie zijn goed, jullie hebben wel kwaliteiten’. Tot een ronselaar dat natuurlijk wél doet, en ze een vogel voor de kat zijn. Zaken als sociaal-artistiek theater worden vaak negatief geframed – ‘ze gaan thee drinken met de allochtonen of ze gaan iets doen met de profiteurs’. Maar die initiatieven kunnen heel erg werken. Een regisseur of een buurtwerker kan jonge gasten ‘opliften’, hun zelf beeld opkrikken. De ronselaars doen eigenlijk hetzelfde, maar dan in negatieve zin. Dan zie je hoe belangrijk dat is.”

In welke traditie situeer je jezelf?

“Ik denk dat mijn werk niet echt ergens bij hoort. Je zou kunnen zeggen dat in de traditie van iemand als Hugo Claus, wordt afgerekend met religie. In mijn boeken gebeurt dat niet. Maar religie wordt er ook niet in opgehemeld. Ze is gewoon deel van een bepaalde cultuur in onze maatschappij. Ik beschrijf een ander soort Vlaanderen dan dat van twintig jaar geleden. Het Vlaanderen zoals het nu is wordt nog te weinig verteld. Al zie je ook wel andere auteurs die ermee aan de slag gaan. Ik denk aan Annelies Verbeke in haar roman Dertig dagen, aan het werk van schrijfster Rachida Lamrabet, … die snappen wel dat Vlaanderen niet meer als vroeger is.”

Toch wordt Fikry van alle auteurs het meest op dit soort literatuur aangesproken. Dat hij in 2015 voor Drarrie in de nacht en Reizen Jihad de Arkprijs van het Vrije Woord ontving, zal er zeker toe bijdragen. Ongewild werd hij een woordvoerder van een nieuwe stroming.

“Ja, maar dat is okee. Zolang het niet om mij draait, maar om de inhoud en de kwaliteit van mijn werk. En zolang ik zo andere auteurs kan inspireren, en mensen laten nadenken. Ik geloof dat kleine intermenselijke verhalen die dicht bij het dagelijks leven staan, dat kunnen. Ze kunnen verbindend werken in een wereld van Twitter en Facebook die bol staat van de vooroordelen. Dat is wat ik heb geprobeerd met Alleen Zij, het verhaal van een Vlaams meisje en een Marokkaanse jongen die verliefd worden op elkaar, en zo elkaars wereld induiken. Ook in het veld gaan staan, praten over je werk is super belangrijk. Als ik in scholen mijn verhaal vertel, hoe ik schrijver ben geworden, hoe dat vooral een kwestie is van hard werken en je plek opeisen… Als jonge gasten merken dat ik het kan, raken ze zelf vaak gemotiveerd. Er hebben mij al effectief jongeren aangesproken, die dan een tekst doorsturen, en die ik dan stimuleer om vooral niet op te geven. Dat geeft heel veel voldoening.”

Blanke bedoening

Als auteur verzeilde Fikry ook in het theater. Hij raakte betrokken bij het Antwerpse SIN collectief, de groep waarmee hij Reizen Jihad maakte. “Wij wilden het theater veranderen, door het te veroveren. We wilden echt tackelen. Zoals ik deed in mijn opiniestukken in De Morgen of rekto:verso, waarin ik schreef dat theater altijd hetzelfde is, en heel saai, en westers, en blank. Maar goed, dan moet je ook bewijzen dat het tegendeel waar is, en dat moet je doen met goede stukken. Ik denk dat we met voorstellingen als Reizen Jihad of Rumble in da jungle toch wel aan de boom hebben geschud. Uiteindelijk is het collectief gestopt en ben ik met Junior Mthombeni, de regisseur van Reizen Jihad, verder gegaan. Samen met César Janssens, de ex-drummer van The Kids, hebben we onlangs Malcolm X gemaakt in de KVS.”

De diversiteit van ons theaterlandschap was de voorbije zomer een belangrijk item bij de beoordeling van de plannen voor de komende jaren van de theaters en gezelschappen. Die zouden te veel een blanke bedoening blijven. De discussie die erop volgde leerde dat onze Vlaamse theaterhuizen nogal worstelen met de thematiek.

Waarom lijkt de verkleuring van ons theater zo moeilijk te zijn?

“Maar het is niet moeilijk. Het is heel simpel. De theaterhuizen houden vast aan hun eigen referentiekaders, en veel mensen aan hun eigen positie. Weinig huizen willen echt het vertrouwen geven aan iemand met een andere origine. Hoogstens worden wat kruimels gegooid. Dat is heel spijtig en super conservatief. Nergens een Chokri Ben Chikha of Junior Mthombeni als directeur. Waarom zou Junior geen betere directeur zijn van de KVS dan Michael De Cock? Of anders, maar minstens even goed. Ik ken Junior heel goed, hij gaat de theaterwereld door elkaar schudden. Nee, er wordt nog te veel op safe gespeeld. MAF, Mestizo Arts Festival in Antwerpen, was op podiumvlak hét festival van de diversiteit. Iedereen kon er naar hartenlust experimenteren. Het festival krijgt vanaf 2017 geen subsidies meer. Dat is een serieuze ramp voor Antwerpen. Er zou in bepaalde huizen een tabula rasa mogen zijn, met een compleet nieuw team, die het risico mag nemen. Mocht het bestuur er niet kiezen voor een oude regisseur uit Nederland, dan zou je binnen een huis als NTGent een heel nieuwe artistieke werking kunnen bouwen. Zoals we nu proberen in de KVS. De uitdaging is om het meer te laten zijn dan iets exotisch. Meer dan ‘kijk eens, we hebben toch de Mo bij ons, we zitten safe’. De uitdaging moet echt zijn om de boel over te nemen.”


interview Joon Bilcke