ALS KUNST DE STOET HELPT KLEDEN

Geert Six

Elke dichter zou steeds iets anders moeten proberen te scheppen,
en zelfs al worden die probeersels dan wat als onaf gelezen,
de buitenwereld zou zijn oeroude drang om te vervellen
toch kunnen voelen.

De dichter die zweert bij oude woorden verliest zijn verbeeldende kracht,
zijn beelden worden herhaling, zijn verzen vleesloos.
Er gaat dan geen dynamiek of vitaliteit meer van uit,
de lezer haakt af, de verzen verzamelen stof,
de poëzie sterft een stille dood.
Dichters die uit hetzelfde vaatje blijven tappen
houden met hun verstarde kijk de metaforen tegen
die door het jonge en andere geweld worden geschreven.
Dichters die de droom van jonge of onbekende snaken
niet naar waarde schatten,
verplichten de poëzie tot schuldig verzuim.

Kom, lieve dichters,
laat ons niet in onze eigen schrijfsels kruipen,
maar andere zoeken om die bijzondere woorden
zonder angst of vooroordelen tegemoet te treden,
ze te ontmoeten voor de verstarring ze neersabelt en veroordeelt.
Het is hoog tijd om ze met meer begrip en empathie te lezen.

Lieve dichters,
wij kennen het beeld van vijf na twaalf.
Met tijdelijke opsmuk lukt het dus niet meer,
voor de wereld zoals die nu is moet grondig worden gekookt.
Woorden voor de toekomst worden pas gevonden
als je zeker bent dat je die aandurft,
dat die ook jezelf weer nieuwe mogelijkheden kan bieden.

Als kunst de stoet helpt kleden
wordt die zijn gedaante wat anders,
naait men met een minder scherpe naald, is elke stof welkom,
loopt de stoet een wat dwarser pad door de stad,
naar voorheen onbekende jamben.
Daar kunnen nieuwe dichtbundels worden geboren,
die al lezend angst en onbehagen mee helpen verteren.

Deze dichter zou zijn lezers willen vragen
om te geloven in die nieuwe noodzakelijke huid,
om mee te zwerven in de zoektocht naar een mooie, zachte,
speelse en solidaire poëzie die nog krachtdadiger kan getuigen
van onze wederzijdse kijk op hoop en schoonheid en menselijkheid.
Deze dichter vraagt niets meer, maar ook niet minder.